Naar aanleiding van het verschijnen van zijn nieuwe boek: “Het pillenprobleem. Waarom we zoveel medicijnen gebruiken die niet werken en niet helpen.” geeft dokter Dick Bijl een interview aan de Volkskrant.
Het pillenprobleem in vijf onderdelen
1.Nieuwe medicijnen worden onderzocht bij een kleine, homogene groep
patiënten, zodat het makkelijker is om conclusies te trekken, maar die
groep is niet representatief voor alle patiënten die het middel daarna
gaan gebruiken. Pas dan wordt duidelijk hoe effectief en veilig medicijnen echt zijn.
2.Fabrikanten moeten na toelating van hun medicijn onderzoek doen dat
inzicht geeft in de langetermijneffecten, maar dat onderzoek wordt vaak
niet uitgevoerd of afgerond.
3.Er zijn 25 antidepressiva, 34
anticonceptiepillen, 19 middelen tegen diabetes en 23 antipsychotica op
de markt. Dat is symbolisch: er komen veel te veel zogeheten
me-toomiddelen op de markt, medicijnen die meer van hetzelfde zijn.
4.Nieuwe medicijnen worden soms op de markt toegelaten als ze niet
slechter zijn dan bestaande middelen, maar patiënten zitten niet te
wachten op middelen die niet slechter zijn, ze willen medicijnen die
beter zijn.
5.Medicijnen komen op de markt op basis van zachte
uitkomstmaten: bij een bloeddrukverlager is dat een lagere bloeddruk,
bij een kankermedicijn een (tijdelijke) groeistop van de tumor. Te
weinig wordt uitgezocht of een medicijn op harde uitkomstmaten effect
heeft, op ziekte en overlijden.